Door Esperanza Claasen & Léonhard Weijmar Schultz

donderdag 14 januari 2010

Gods kijk op bloed

In de Bijbel bestaat een hecht verband tussen leven en bloed. God brengt het leven en het bloed van een schepsel heel nauw met elkaar in verband. Jehovah’s Getuigen nemen Gods woord, vooral met betrekking tot bloed, erg serieus. Hieronder staan verschillende bijbelteksten die duidelijk maken waarom Jehovah’s Getuigen weigeren om bloed, in welke vorm dan ook, tot zich te nemen.

Nadat Kaïn zijn broer Abel gedood had, zei God tegen Kaïn: “Het bloed van uw broer roept luid tot mij van de aardbodem” (Genesis 4:10)
Toen god het over Abels bloed had, sprak hij over Abels leven. Kaïn had Abel van het leven beroofd en daar moest hij voor gestraft worden. Het was alsof Abels bloed tot God om recht riep.
Voor de zonvloed aten de mensen alleen vruchten, noten, granen en groenten. Na de vloed zei God tegen Noach en zijn zonen: “Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen. Zoals in geval van de groene plantengroei, geef ik dit alles werkelijk aan u” Alleen vlees met zijn ziel en zijn bloed moogt gij niet eten”. (Genesis 1:29; 9:3, 4)

“Gij moogt volstrekt geen vet en geen bloed eten”
(Leviticus 3:17)
Jehova’s Getuigen laten zien dat ze respect hebben voor bloed door het niet te eten.
“Gij moogt het bloed van geen enkele soort van vlees eten” (Leviticus 17:13, 14)
God bedoelde met dit gebod dat zijn aanbidders wel het vlees van dieren mochten eten, maar niet het bloed. Ze moesten het bloed op de grond uitgieten, als teken dat ze het leven van het dier aan God teruggaven.

De apostelen en andere christenen die onder Jezus’ volgelingen in de eerste eeuw de leiding namen, kwamen bijeen om te bepalen welke geboden door iedereen in de christelijke gemeente gehoorzaamd moesten worden. Zij kwamen tot de volgende conclusie: “Het heeft de heilige geest en ons goedgedacht u geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te blijven onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij” (Handeling 15:28, 29; 21:25) Zij bedoelen hier dus mee dat christenen zich moeten blijven onthouden van bloed. Volgens hen is dat voor God net zo belangrijk als het vermijden van afgoderij en seksuele immoraliteit.

“Wees alleen vastbesloten het bloed niet te eten, want het bloed is de ziel en gij moogt niet de ziel met het vlees eten” (Deuteronomium 12:23)

Jehovah’s Getuigen zullen God altijd trouw blijven dienen. Zij zijn vastbesloten om zijn voorschriften in verband met bloed op te volgen. In de Bijbel staat niets over bloedtransfusies, simpelweg omdat bloedtransfusies pas sinds de negentiende eeuw worden uitgevoerd. Maar christenen geloven dat God een vooruitziende blik heeft en dat het verbod op het eten van bloed ook geldt voor het injecteren van bloed in de aderen. Bang om te overlijden zijn Jehovah’s Getuigen niet, want zij vertrouwen erop dat Gods wet juist is. Ze zijn in de volle overtuiging dat God hen in de opstanding zal herdenken en opnieuw de kostbare gave van het leven zal schenken.
“Verwonderd u daarover niet, want er komt een uur, dat allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zullen uitgaan: zij die het goede gedaan hebben tot de opstanding ten leven, en zij die het kwade bedreven hebben tot de opstanding ten oordeel." (Johannes 5:28, 29)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten